-
1 sheet
n. laken; vel; plaat; vlak; schoot; blad; bord--------v. met lakens beleggen; bedekken, overtrekken, bekleden; lakens uitdelen[ sjie:t]1 (bedden)laken ⇒ doek, lijkwade4 gordijn ⇒ muur, vlaag♦voorbeelden:3 a sheet of glass • een glasplaat/stuk glasthe rain came down in sheets • de regen kwam in stromen naar beneden¶ between the sheets • tussen de lakens, onder de wol→ white white/
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский